Inleiding
1.1 Groen bouwen
“Green Building” staat wereldwijd midden in de belangstelling zoals bijvoorbeeld ook blijkt uit de World Green Building Week en de Nederlandse organisatie van “parade van Duurzaamheid” en het programma van de Conferentie “Duurzaam bouwen een kwestie van doen” . Biobased bouwsystemen zijn gebaseerd op een lange traditie en veelal niet nieuw maar wel nog grotendeels onbekend terrein voor de huidige bouwindustrie.
Veel van de bouwbedrijven zijn op zoek naar mogelijkheden voor meer duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) (Bouwend Nederland, 2011). De 7 grootste ondernemingen in de bouw in Nederland hebben zich gecommitteerd aan MVO en hebben daarvoor gedragsregels opgesteld . Hierbij staat ook het verminderen van de milieubelasting door bouwactiviteiten centraal. “Meer met minder”, is de slogan.
Ook kleinere spelers in de bouwketen, van aannemers en toeleveranciers tot adviseurs en architecten, worden met vragen en opdrachten geconfronteerd omtrent meer duurzaam ontwerpen, anders aanbesteden of alternatieve bouwmethoden. De vraag rijst dan: wat zijn meer duurzame of groene bouwsystemen? Wanneer spreken we van energie neutraal, biobased of ecologisch bouwen? Is dat allemaal hetzelfde of zijn er alternatieven die zich onderscheiden. Wanneer is een ‘groen’ product biobased en wanneer is er sprake van “green washing”? Deze studie wil hierin inzicht verschaffen door in kaart te brengen welke biobased bouwmaterialen beschikbaar en/of inzetbaar zijn voor de verschillende bouwtoepassingen.
1.2 Battle of Concepts 2010
In 2010 werd door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit een prijsvraag uitgeschreven voor studenten (HBO en WO t/m 30 jaar), de Battle of Concepts, met als uitdaging: “bedenk een innovatief concept voor biobased bouwmaterialen”. Er kwamen 64 inzendingen binnen met een breed scala aan creatieve en innovatieve ideeën waardoor biobased bouwmaterialen een bredere toepassing zouden kunnen vinden. De inzendingen varieerden van diverse ICT oplossingen en stimulerende maatregelen om hernieuwbare bouwmaterialen meer bekendheid te geven, tot zeer concrete materiaal toepassingen zoals bijvoorbeeld isolatiematerialen op basis van gerecycled vet en kurkvloeren met vloerverwarmingssysteem (werd uiteindelijk de winnaar). Vervolgens organiseerde De Bouwbeurs 2011 een minisymposium Biobased (ge)bouwen, waarvoor een brede belangstelling bleek te bestaan. Op het Gala van de Nederlandse Bouw, maart 2011, werd biobased bouwen als nieuwe categorie voor “talent van de toekomst” in de tweejaarlijkse Nederlandse Bouwprijs mee genomen. De prijsuitreiking van de bouwprijs door Mw. drs. K.M.H. Peijs aan de winnaars gaf een breed podium aan innovatieve bouwmogelijkheden voor hernieuwbare bouwmaterialen. Ook in de categorie bouwmaterialen en –systemen viel de prijs dit jaar op een ‘groen’ innovatief product (Biofoam zie 3.6.9).
1.3 Beleid en Regelgeving
Het Duurzaam bouwen (DuBo) beleid heeft zich in de afgelopen decennia, naast energiebesparing en isolatie en recycling van grondstoffen (betongranulaat, pvc, gips), ook gericht op materiaal beperking (grind, koper, zink, lood) en stimulering van meer gebruik van hout. De doelstelling van het actieplan uit 1995 van Milieuberaad Bouw om 20% meer hout in de bouw te gebruiken is nog niet gehaald, maar het gebruik van hout is wel aanzienlijk gestegen.
Innovatiedoelen die voor nieuwbouw en bestaande bouw zijn opgesteld voor de periode 2015-2020 zijn vooral gericht op energie neutraal bouwen: terugdringen van fossiel energiegebruik en lokale opwekking van energie (EnergieNeutraal, 2007).
In de Nationaal Milieubeleidsplannen 3 en 4 en het tweede Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen werd het beleid van de rijksoverheid aangaande materialen globaal weergegeven (NMP 3, 1998; NMP 4, 2001; Rijksoverheid, 2001; Rijkswaterstaat, 2009). In het Bouwbesluit 2012 (2011) wordt opnieuw beperkt aandacht gegeven aan grondstofgebruik en de milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken (artikel 5.9 Duurzaam bouwen, p96). Om de milieuprestatie te bepalen, worden de LCA berekeningen volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen van Stichting Bouwkwaliteit (SBK) voorgeschreven (p296). Er zijn echter geen genormeerde waarden opgenomen waaraan moet worden voldaan. Achtergrond informatie over de bepalingsmethode (volgens NEN 8006) is te vinden in de SBK publicatie (2011).
Marktgrootte en kansen
De bouw is sterk conjunctuurgevoelig en de omzet in de gehele bouwnijverheid is sterk teruggevallen in het afgelopen jaar. Met name de nieuwbouw van woningen en utilitaire gebouwen noteren dalende groeicijfers (CBS, EIB). De stagnatie wordt vooral gevoeld door architecten en de aannemerij. Desondanks is een lichte omzetstijging voor houtproducten waargenomen t.o.v. voorgaande jaren. Deze groeicijfers van de houtsector worden toegeschreven aan de stijgende prijzen van hout. Raming voor de komende periode (EIB) is dat vanaf 2014 herstel voor het bouwbedrijf verwacht kan worden. In de sector wordt in Nederland jaarlijks meer dan 50 miljard € omgezet, waarvan naar schatting ca. 33% bestaat uit materiaalkosten. In de bouw wordt een groeiende vraag naar meer duurzame materialen ervaren, maar aanbod stagneert en achtergrondkennis over welke materialen als duurzaam aangemerkt kunnen worden ontbreekt. Daarom is ook het exacte aandeel biobased bouwgrondstoffen vooralsnog lastig vast te stellen.
In het 9-topsectoren beleid is beperkt aandacht voor de innovatie en vergroening van de bouwsector en ook bij de “green deals” die door de overheid werden afgesloten om de bioeconomy te bevorderen is de bouwsector nauwelijks betrokken.
1.4 Innovatie in de bouw en duurzaamheid
Innovatie in de bouw wordt erg belangrijk gevonden maar wordt belemmerd en blijft achter door het z.g. bouwparadigma (Dorée, 2003). Het ontwikkelen van nieuwe producten en methoden is een uitdaging en vraagt veel durf van bedrijven. De hoge concurrentiedruk in de bouw geeft echter weinig ruimte voor experimenten en maakt de innovatiekracht laag. Milieuprestatie en duurzaamheid zijn voor veel bouwbedrijven niet de eerste zorg. Onbekendheid met de nieuwe bouwmaterialen, methoden of meerkosten door kleinschalige productie en arbeidsintensievere installatie maken dat er gemakkelijk wordt teruggegrepen naar de vertrouwde methoden. Veel van de alternatieve bouwwijzen zoals bio-ecologisch bouwen worden als niche markten beschouwd. Bouwwijzen met volhout en houtskelet systemen worden nog door slechts een beperkte groep professionele bouwers toegepast. Strobalenbouw is arbeidsintensief en gespecialiseerde aannemers zijn beperkt. Leembouw, vaak in combinatie met strobalenbouw en vakwerkhuizen, is een oude traditionele bouwmethode die weer steeds vaker wordt toegepast, ook in moderne gebouwen.
De bekende ruwbouw methoden die gebruik maken van niet-biologische bouwmaterialen als baksteen, kalkzandsteen of natuursteen, kleidakpannen, geglazuurde tegels etc. kunnen onder voorwaarden eveneens worden aangemerkt als duurzame bouwproducten. Dergelijke materialen kunnen na hun functionele levensduur deels worden hergebruikt. De duurzaamheid van een bouwsysteem wordt bepaald door de volledige levenscyclus en de CO2 uitstoot tijdens materiaalproductie, verwerking en gebruik.
Niettemin staat bio-based bouwen meer en meer in de belangstelling als duurzame bouwmethode bij opdrachtgevers. Ook vanuit de hele bouwketen –van toeleveranciers en architecten tot aannemerij– krijgt bio-based bouwen in toenemende mate aandacht vanwege de potentiële verbeterde milieuprestaties. Hernieuwbare grondstoffen zoals hout, riet en stro fixeren CO2 uit de lucht als zij groeien en kunnen daardoor een positief effect op de broeikasgasbalans hebben.
Duurzaamheidcertificaten
Sinds het samengaan van GreenCalc en BREEAM-NL kunnen bouw- en verbouwprojecten ook een duurzaamheidscertificaat van BREEAM-NL verkrijgen. Door dit hulpmiddel kunnen projecten in een vroeg ontwerpstadium reeds inzicht verkrijgen in de duurzaamheid van de bouwplannen. Voor materiaalgebruik kunnen de duurzaamheidscriteria worden bepaald via de BREEAM-NL (2009) richtlijnen.
Eco-quantum (2010) is een LCA rekenprogramma dat (uitsluitend) voor materiaal en energiegebruik wordt toegepast om milieuprestaties te kwantificeren en bouwbeleid te onderbouwen. Hout en andere hernieuwbare producten scoren in dergelijke LCA vergelijkingen over het algemeen goed, zolang geen sprake is van ontbossing, onder andere ten gevolge van illegale houtkap.
Om milieuclassificaties te kunnen geven, gebruikt het NIBE het TWIN model(Haas, 1997), dat toegepast kan worden voor bepaling van zowel de milieubelasting als ook de gezondheidsaspecten die zijn verbonden aan het toepassen van bouwmaterialen of constructies. Internationaal zijn er verschillende certificeringen (LEED, Green Star, HQE, etc.) te vinden, die met analoge criteria een groter milieubewustzijn voor bouwmethode of materiaalgebruik trachten te bevorderen.
Diverse SBR handboeken zijn verschenen die relevant zijn voor materiaalkeuze en duurzaamheidsaspecten van de bouw zoals duurzame monumentenzorg, SBR Houtskeletbouw, etc.
Het gebruik van meer duurzame bouwgrondstoffen past ook in het MVO beleid, waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt bevorderd (MVO, 2012).
1.5 Agrodôme
De laatste jaren zijn diverse bouwprojecten ontwikkeld, waarbij milieuprestatie of materiaalkeuze centraal staat in het ontwerp. Ook is daarbij aandacht besteed aan constructie met biobased bouwmaterialen. Zo is bij het Agrodôme ecologisch bouwproject dat in Wageningen werd gerealiseerd in 2007 een bewuste keuze gemaakt voor bouwmaterialen die zoveel mogelijk uit CO2 neutrale of hernieuwbare grondstoffen zijn samengesteld. Het toegepaste houtskeletbouwsysteem en prefab-elementen met FSC-keurmerken werden op een schuimbeton fundering (geschuimd met eiwit schuimmiddel) opgetrokken. Vlaswol isolatie werd in de wandelementen toegepast met leemstuc en waddenschelp stuc afwerking op gipsvezelplaat en OSB beplating (Agrodome, 2005).
1.6 Eerdere publicatie in 2002
Om hernieuwbare grondstoffen als bouwmateriaal onder de aandacht te brengen, werd in 2002 in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (I&H) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DWW) een boekje samengesteld: “Hernieuwbare grondstoffen als bouwmateriaal” (Tjeerdsma, 2002). Hierin werden de kansrijke bouwproduct-marktcombinaties onderzocht voor hernieuwbare alternatieven. Op basis van een long list werden daaruit de 10 meest gangbare producten geselecteerd en beschreven.